Nieuw bij bol.com

zaterdag 22 oktober 2011

De Mooiste Sprookjesboeken

Een sprookje is in oorsprong een mondeling overgeleverd volksverhaal dat gebruikmaakt van magie en fantasie. Het speelt zich typisch af op een onbepaalde plaats in een onbepaald verleden en opent vaak met de woorden: "Er was eens...". Niet zelden keren we terug naar een onbestemd feodaal tijdperk. Daarnaast is het sprookje veelal voorzien van een literair motief. In een of andere vorm komen ze bij vele volkeren, verspreid over de hele wereld, voor. Vaak hebben sprookjes uit verschillende werelddelen vergelijkbare elementen. Het woord sprookje is afgeleid van het middeleeuwse woord 'sproke' dat verhaal of vertelling betekent.

Sprookjes behoren tot een zeer oud literair genre. Hoewel ze oorspronkelijk als "sproken" bedoeld waren als vertellingen voor volwassenen, die op deze manier via de orale traditie verhalen die meestal niet werden opgeschreven meekregen (het grootste deel van de bevolking leerde niet lezen of schrijven), zijn het tegenwoordig vooral "sprookjes", verhalen voor kinderen waarin hen spelenderwijs iets over het leven bij wordt gebracht, en met een zekere moraal.

Van veel sprookjes weten we niet precies wanneer ze voor het eerst verteld werden. De oudste Europese sprookjes kennen we van Giambattista Basiles "Lo cunto de li cunti overo lo trattenemiento de peccerille", ("Het sprookje van de sprookjes of het vermaak van de kleinen") die ons voor het eerst de geschiedenis van Raponsje (Rapunzel), Assepoester en de gelaarsde kat vertelt.

In de zeventiende eeuw tekende Charles Perrault een reeks sprookjes op "De sprookjes van Moeder de Gans" waarin onder andere Doornroosje en Kleinduimpje voor het eerst verschijnen. In 1804 noteerden de gebroeders Arenda in Groningen al Nederlandse sprookjesverhalen in dialect.

In de negentiende eeuw kregen de gebroeders Grimm er belangstelling voor; ze stelden er veel op schrift onder de titel "Kinder- und Hausmärchen". Aan hen hebben we onder andere Hans en Grietje en Sneeuwwitje te danken, maar ook Vrouw Holle die het laat sneeuwen door haar donzen bed op te schudden en oordeelde over goed en kwaad. Rond het begin van de negentiende eeuw verscheen een verzamelwerk van Nederlandse sprookjes van Waling Duikstra en De Mont en De Cock gaven een verzamelwerk van Vlaamse sprookjes uit. De sprookjes hadden grote overeenkomsten en kwamen dus in een groot gebied voor.

In het Midden-Oosten waren sprookjes al veel langer populair, getuige de vertellingen in Duizend-en-één-nacht door Scheherazade, een sprookjesachtige raamvertelling met een groot aantal verhalen waaronder dat van Aladin en de wonderlamp, Sinbad de zeeman en Ali Baba en de veertig rovers. Ook hier dienden de verhalen, die niet altijd even onschuldig waren, ter leringh ende vermaeck.

Later werd Hans Christian Andersen bekend met veel nieuwe sprookjes, zoals de de kleine zeemeermin, de nieuwe kleren van de keizer en veel andere.

Hans Christian Andersen was een lelijk en onhebbelijk persoon, die veel mensen niet konden uitstaan. Daarom wordt het sprookje het lelijke jonge eendje als autobiografisch beschouwd (een lelijk eendje wordt een mooie zwaan, zo ook bij Andersen die van een nietsnut een beroemde schrijver werd).

Andere schrijvers zijn bijvoorbeeld Charles Dickens, wiens A Christmas Carol in Prose zeker een sprookje genoemd kan worden. Zo werden sprookjes tot een literair genre. Godfried Bomans, bijvoorbeeld, bracht in 1946 een bundel sprookjes uit, bleef het genre trouw en schreef nog veel andere.

Men zou zelfs kunnen zeggen dat verhalen zoals In de ban van de Ring, De Kronieken van Narnia en Alice in Wonderland een voortzetting van deze traditie zijn.

Ook de oude sprookjes zijn nog altijd in omloop, alhoewel de verhalen inhoudelijk soms wel veranderd zijn. In de nieuwere versies (zoals de Disney-films) loopt het verhaal altijd goed af, dit was in de oorspronkelijke versie zeker niet altijd het geval. De sprookjes zijn tegenwoordig gekuist, om geschikt te blijven voor de jonge kinderen in de veranderende morele tijdgeest. Deze veranderingen zijn bijvoorbeeld te zien in de verschillende drukken van "Kinder- und Hausmärchen".



donderdag 20 oktober 2011

Voorlezen met Carry Slee

Welke schrijfster hoort bij Rik en Roosje, Bram en Ollie, Iris en Michiel? Carry Slee natuurlijk! Twintig jaar geleden verscheen haar eerste voorleesboek voor jonge kinderen: ‘De klas van Rik en Roosje’. En om dat te vieren is nu ‘Het grote Carry Slee voorleesboek’ verschenen. Een prachtig boek waarin de leukste voorleesverhalen van Carry Slee én de bijbehorende tekeningen zijn verzameld.


In het boek staan 21 bekende en minder bekende verhalen. Zoals bijvoorbeeld het verhaal over de streken van de dames Poeke en Piek toen ze nog jong waren, echte babymonsters waren het! En Olaf ken je misschien ook nog wel. Hij is verhuisd naar een nieuwe buurt en krijgt daar te maken met de Biefstukbende. Grappig is het verhaal van Ollie en Bram die de verjaardag van sjieke Kakkie proberen op te vrolijken. En daar is buurvrouw Mopperkont helemaal niet blij mee! Het verhaal van Kai en juf Suikertoetje is juist weer spannend. Kai schrijft een verhaal over een eng monster dat de gemene juf Suikertoetje te grazen neemt. ’s Nachts komt het monster tot leven en heeft het wel zin in een lekker mals stukje juf. In een ander verhaal vindt Tigo het maar niks dat zijn moeder een nieuwe vriend heeft (Tigo noemt hem niet voor niets Markies Kattenpies). En omdat Carry Slee twintig jaar geleden begon met Rik en Roosje, zijn zij er natuurlijk ook bij. In het boek staan maar liefst drie verhalen over hen.
Voor Rik en Roosje maakte Dagmar Stam de tekeningen die iedereen zo goed kent. Deze mogen natuurlijk niet ontbreken in ‘Het grote Carry Slee voorleesboek’! Naast Dagmar Stam heeft Carry Slee met nog veel meer illustratoren samengewerkt. In het boek zijn de originele tekeningen verzameld die Philip Hofman, Noëlle SmitHarmen van StraatenAlex de WolfAlice Hoogstad en Thé Tjong-Khing bij de verhalen hebben gemaakt. Stuk voor stuk zijn dit prachtige prenten die goed passen bij de verhalen van Carry Slee. Bijzonder aan deze tekeningen is dat iedere illustrator een eigen, unieke tekenstijl heeft. Door deze verschillende stijlen wordt je steeds meegenomen in een andere wereld. Maar ondanks al deze verschillende soorten tekeningen, blijft het boek één geheel door de herkenbare schrijfstijl van Carry Slee. De verhalen zijn vlot en makkelijk om te lezen, vooral omdat er veel gesprekken in staan (‘dialogen’ heet dat). Hierdoor zit je als lezer al snel helemaal in een verhaal.
‘Het grote Carry Slee voorleesboek’ is een boek dat je niet zomaar kunt laten liggen. Het liefst zou je het meteen willen vastpakken en doorbladeren. Het is een mooi boek dat heerlijk is om voor te lezen, maar zeker ook erg leuk om gewoon lekker zelf te lezen!
Karlijn.